In het ketelhuis stonden de stoomketels die de stoommachinekamer voorzagen van stoom. De stoomleiding van de stoomketels naar de stoommachine lag waarschijnlijk ondergronds. Ook de rookgassen van de stoomketels gingen waarschijnlijk ondergronds naar de schoorsteen.
Eén centrale krachtbron in de stoommachinekamer dreef de weefmachines aan. Via indrukwekkende vliegwielen en transmissieassen in de transmissieverdelingsruimte ging de energie van de machinekamer over naar de weefgetouwen. Die assen zaten vrij hoog om ongevallen te vermijden en plaats te winnen.